Huis Fiévé-Dutry

CEPG is gevestigd in het huis Fiévé-Dutry, een historisch pand aan het Handelsdok te Gent. Het gebouw is sinds 1950 eigendom van de werkgeversorganisatie.
De dienst monumentenzorg van de stad Gent heeft in 1996 naar aanleiding van de grondige renovatiewerken aan het huidige kantoorgebouw een bouwhistorisch onderzoek gedaan naar de herkomst en geschiedenis van dit gebouw. Het was op dat ogenblik immers een mysterie waarom een dergelijk gebouw langsheen een drukke straat aan de haven zo'n hoogstaand interieur had.
Daaruit is gebleken dat het huis van de Gentse havenwerkgevers reeds van bij de oprichting een nauwe band heeft met de haven.

Historische locatie

Het Handelsdok werd gegraven in 1828 onder Nederlands bewind, d.w.z. één jaar na de aanleg van het kanaal Gent-Terneuzen. De onafhankelijkheid van België zorgde evenwel voor de sluiting van dat kanaal zodat het aan het Handelsdok geplande industriegebied geen succes kende. Pas toen het kanaal in 1841 heropend werd, kwam de bebouwing er op dreef.
Zo liet houthandelaar Isidore Fiévé-Dutry er als een van de eersten in 1848 zijn stoomhoutzagerij met directeurswoning bouwen. Van die gebouwen blijft vandaag enkel de directeurswoning over.

Industrieel verleden

Rechts van de directeurswoning werd in 1848 aanpalend een bakstenen dertien traveeën breed magazijn gebouwd. Uit historisch onderzoek blijkt dat het eerste bedrijfsgebouw niet enkel een opslagplaats was, maar dat er reeds een zagerij in huisde die "vremd en binnenlandsch hout, zoo voor timmer als meubel werk" leverde. Op een oude porseleinkaart staat de toenmalige bedrijfsactiviteit duidelijk afgebeeld. Deze reclamekaart toont duidelijk hoe gekantrechte bomen op vlotten en met driemasters - wellicht fregatten - werden aangevoerd over het water, waarna ze via een overwelfd kanaal ondergronds de zagerij werden binnengeduwd. Ook per trein werd hout aangevoerd.

Louis Minard

In de bibliotheek van de RUG werden in het archief van bouwmeester Louis Minard (1801-1875) de schetsen teruggevonden van "twee huyzen gestaen & gelegen op den Dock te gend, afgeleverd à Mr. Fiévé Dutry. 1849."
De voorgevel van de directeurswoning vertoont een aantal gelijkenissen met andere gebouwen van Minard, in het bijzonder met de Minardschouwburg, waar onder andere eveneens gebruik werd gemaakt van de typische bekronende halfverdieping. In de gevel van de statige woning en bij de inrichting waarbij veelvuldig gebruik wordt gemaakt van alkoven in de slaapkamers, komen veel kenmerkende details terug die Minard vaak toepaste.
Bijgevolg wordt aangenomen dat het gebouw ontworpen werd door deze befaamde architect.

Straatgevel

De voorgevel is geïnspireerd door de Italiaanse renaissance.
De drie en een halve verdieping hoge gevel heeft een relatief lage onderbouw waaruit meteen afgeleid wordt dat de gelijkvloerse verdieping reeds bij de oprichting van het gebouw niet voor bewoning diende. Aangezien het een directeurswoning betreft, bevonden zich op dit niveau ongetwijfeld burelen.
De eerste verdieping of "piano nobile" wordt gekenmerkt door rijk uitgewerkte deurvensters, omlijst en omhuifd door arduinen lijsten en kroonlijsten op consoles. De pseudo-plint is even hoog als de metalen borstweringen van de deurvensters. Het is duidelijk dat hier de belangrijkste kamers van het gebouw waren gelegen.
De tweede verdieping heeft vensters van ongeveer dezelfde hoogte als die van de gelijkvloerse verdieping. Vermoedelijk waren hier de slaapkamers en het gastenverblijf ondergebracht. De vierde bouwlaag is in zicht slechts een halve bouwlaag hoog zoals in de Italiaanse renaissance gebruikelijk was en was voorbehouden voor de huisvesting van het personeel.

Interieur

Het statige herenhuis heeft op de gelijkvloerse verdieping een traditionele indeling waarbij de voormalige koetsdoorrit aan een van de uiterste zijden van het gebouw is gelegen. Aan de straatzijde liggen twee kamers waarvan oorspronkelijk de kleinste het kantoor van de directeur was; de initiële functie van de andere kamer is niet bekend. Ook vandaag heeft de directie van CEPG hier haar kantoor.
De achterliggende eetkamer en andere ruimtes werden intussen verbouwd tot een moderne en functionele kantoorruimte met lokettenzaal.

Het is duidelijk dat Fiévé destijds zijn sociale status aan elke bezoeker wou tonen. De vloer van de hal is belegd met overhoeks gelegde vierkante witte Carrara-tegels. De muren, pilasters en kolommen werden met olieverf gemarmerd.
De eikehouten trap heeft een gepolitoerde mahoniehouten leuning, geschraagd door gietijzeren spijlen die in een bronspatine geschilderd werden om aldus een rijker uitzicht te krijgen. De muren van de traphal werden geschilderd in gepatineerd Carrara-marmer. Op het niveau van de vloer van de eerste verdieping staken grote wandschilderingen. De Italianiserende landschappen werden ingewerkt in een trompe-l'oeilschildering van een monumentaal venster.

In 1951 werd ingevolge werken aan de achtergevel het oorspronkelijke traplicht vergroot en vernieuwd: een groot glas-in-loodraam met voorstellingen van de havenactiviteiten, de handelssymboliek en de bekendste Gentse monumenten werd geplaatst. Terzelfdertijd werden de toen reeds 100 jaar oude oorspronkelijke marmerschilderingen en het decor rond de wandschilderingen overschilderd; bij latere verfraaiingswerken werden ook de schilderijen zelf overschilderd.

Bij ingrijpende renovatiewerken midden de jaren '90 van de vorige eeuw werd de grandeur van de inkomhal en het trappenhuis hersteld. Teneinde het trappenhuis zijn originele schittering terug te geven, werd de originele muurdecoratie vrijgemaakt en de beschadigde marmerschildering aangevuld.

Op de eerste verdieping getuigen de twee pronksalons aan de straatzijde van de grootsheid en luister van weleer. Vooral de plafonds en de schoorstenen vallen er het meest op. In beide kamers werden de plafonds polychroom en met bladvergulding afgewerkt. Centraal werd telkens een rijk gedecoreerde rozet geplaatst waarin een aansluiting voor de gasverlichting voorzien was. Op de schoorsteen met marmeren onderbouw werden in beide kamers twee identieke spiegels geplaatst; hun vergulde lijsten werden heel zwaar versierd met twee putti en barokke en rococomotieven.
In de loop der jaren werd de tussenmuur die de twee salons scheidt weggehaald en deze ruimte vormt thans de vergaderzaal van de werkgeversorganisatie.